
Ik begin de week altijd goed. Ook al begint de week voor mij op zondag, op de tweede dag in de week ga ik zwemmen. Ik zwem in een bad van 34 graden Celsius. Als je aan zwemmen denkt, dan denk je al gauw aan schoolslag, rugslag of borstcrawl, maar geen van alles doe ik. Ik heb therapiezwemmen. Dat houdt in, dat ik allerlei oefeningen doe in het water. Ik loop, waarbij ik mijn voeten goed afwikkel of ik maak een schaats beweging. De laatste vijf minuten lig ik heerlijk ontspannen en drijf dan. Ik word voortgetrokken door mijn water fysiotherapeut. Dat vind ik nog het allerleukste.
Wat ook nog af en toe op het programma staat is knikkers. Ik heb dan een potje met knikkers en de knikkers leg ik op de rand van het zwembad. Eén voor één pak ik die knikkers met een pincetgreep vast: vijf knikkers met mijn linkerhand en vijf knikkers met mijn rechterhand. In het begin was dat een probleem, want alle knikkers vielen steeds in het water en mijn water fysiotherapeut kon steeds knikkers opduiken. Nu is het geen probleem meer en binnen no time heb ik alle knikkers weer in het bakje gedaan.
Zo ging het ook met zwemmen. Toen ik vijf jaar geleden begon, kon ik mijn oefeningen niet los doen. Ik werd niet vastgehouden, maar ik had een beam-buis vast en daarmee kon ik mijn balans houden. Maar gaandeweg kon ik al mijn oefeningen zonder buis doen. In de afgelopen twee jaar kon ik maanden niet zwemmen en dat merkte ik wel want na twee maanden was ik zo stijf als een plank.